Beperkingen in de homeopathie
Niet het goede homeopathische geneesmiddel
Het vinden van het goede middel is niet altijd eenvoudig. Het is het resultaat van een goede samenwerking tussen arts en patiënt. De arts voor homeopathie moet de goede vragen stellen; de patiënt moet zich op zijn gemak voelen en ook zichzelf tamelijk goed kennen om de goede antwoorden te kunnen geven. Resultaatmetingen, die door verschillende collega’s worden gedaan in het kader van een wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van onze behandelingen, geven aan dat ongeveer 70 procent van onze patiënten een reële verbetering bij ons bereikt.
Daarnaast is het zo, dat er nog altijd nieuwe middelen in het therapeutisch arsenaal van de klassieke homeopathie bijkomen. Mensen voor wie dit de bij uitstek aangewezen middelen blijken te zijn, konden we dus vroeger niet of niet echt bevredigend helpen.
Bij blijvende gezondheidsschade
Als ziektes al echte schade in organen hebben veroorzaakt, kan het goede homeopathische middel de ziekte wel afremmen, maar niet meer echt genezen. Voorbeelden daarvan zijn artrose en emfyseem van de longen. Maar in het laatste geval is de regelmatig terugkerende complicatie van bronchitis vaak weer wel goed homeopathisch te behandelen.
Kanker en homeopathie
Is er sprake van kanker, dan komt een reguliere behandeling als eerste in aanmerking. De homeopathie kan hier geen genezing brengen. Wel is vaak verbetering van de kwaliteit van leven mogelijk met het homeopathische middel dat goed bij het levensverhaal van de patiënt past. Verder kennen we middelen die klachten ten gevolge van de chemotherapie of de bestraling verminderen.